maandag 9 januari 2012

Muze op Maandag: hoog water en droge voeten

Hegebeintum: met negen meter de hoogste terp van Friesland
Water. Veel water. Hoog water ook, trouwens. Dat hadden we de afgelopen dagen in Noord-Nederland. Het is niet de eerste keer dat Noord-Nederland te maken had met wateroverlast. Meer dan tweeduizend jaar geleden liep het Noorden ook al onder water. Twee keer per dag zelfs. Muze op Maandag begint alvast met hozen en toont een ooggetuige verslag.

Vroege bewoners van Noord-Nederland kunnen meepraten als het om hoog water gaat. Al vanaf de zesde eeuw v. Chr. is het gebied van het huidige Friesland bewoond. Het leefgebied van deze vroege bewoners was een combinatie van een kwelder- en waddenlandschap dat onder directe invloed stond van de getijden. Aanvankelijk woonden zij op hoge oeverwallen, maar toen de zeespiegel ging stijgen, verhoogden zij hun woonplaatsen. Hieruit zijn de terpen (of: wierden) ontstaan: kunstmatig opgeworpen woonheuvels die ruimte boden aan een (groepje) boerderij(en).

In 47 n. Chr. bezocht een Romeinse officier dit terpenlandschap in Noord-Nederland. Hij maakte aantekeningen van wat hij zag en verwerkte deze later in zijn werk Naturalis Historia. Plinius de Oudere is de naam van deze officier. Hieronder een fragment uit dit ooggetuigenverslag van hoog water van bijna tweeduizend jaar geleden:
Ik heb het leven geobserveerd van degenen die het moeten stellen zonder bomen of gewassen en mijn bewondering dwingt mij iets te zeggen over hun levenswijze. In het noorden heb ik bijvoorbeeld de zogenaamde Grote en Kleine Chauken [dit is: een volk ten oosten van de Friezen] gezien. Daar overspoelt de Oceaan in zijn ontzaglijke omvang tweemaal per etmaal met vaste tussenpozen een onafzienbare vlakte, zodat je je afvraagt wat het verborgen, onophoudelijk betwiste gebied nu eigenlijk is, land of zee. Daar woont een armzalig volk op hoge terpen en eigenhandig gebouwde stellages, die hun woningen doen uitsteken boven de hoogst bekende waterstanden. Wanneer de golven het omliggende land overspoelen, lijken de bewoners op zeelieden, maar als het water is geweken zijn het net schipbreukelingen. Dan jagen ze rondom hun hutten op de vissen die met het zeewater proberen te vluchten. Omdat ze geen vee kunnen houden, voeden zij zich - anders dan hun buren - niet met melk; en omdat het struikgewas in de wijde omtrek is weggespoeld, kunnen ze ook geen wild vangen. Uit riet en biezen vlechten zij touw waarvan ze weernetten knopen om te vissen. Ze drogen - meer in de wind dan in de zon - met de hand geschept slijk, en met turf verwarmen ze hun maaltijden en hun door de noordenwind verstijfde ledematen. Ze hebben geen andere drank dan regenwater, dat ze bewaren in kuilen op de voorhof van hun huizen. En deze mensen bestaan het - als ze tegenwoordig door de Romeinen worden overwonnen - te verklaren dat ze hun vrijheid hebben verloren! En zo is het maar net, want dikwijls straft het Noodlot mensen door ze in leven te laten!
(Plinius de Oudere, Naturalis Historia 16.1-4; vertaling J. Lendering (2010))

Meer weten?
- bespreking van de lage landen in de ogen van de Grieken en Romeinen op de website Livius van Jona Lendering

0 reacties: