maandag 18 juli 2011

Muze op Maandag: waar blijft de Zon?

Buste van de god Helius/ Zon
Bron: Wikimedia Commons
Het wil nog niet echt vlotten, deze zomer. Kou, regen, windstoten, en vooral geen zon. Uit de klassieke mythologie is een episode bekend waarin de zon (of: de Zon) zich niet laat zien. Muze op Maandag laat er licht op schijnen.

We lezen het voorval terug bij de Romeinse dichter Ovidius (43 v. Chr. - 17/ 18 n. Chr.) in zijn monumentale werk de Metamorphosen (Gedaanteverwisselingen). In de Metamorphosen vertelt Ovidius de schepping van de wereld tot aan Ovidius' eigen tijd aan de hand van ongeveer 250 verhalen waarin een gedaanteverwisseling voorkomt.

Over de Zon schrijft Ovidius (Ovidius, Metamorphosen, II, 23-30):
                    Daar, gehuld in purperrode mantel,
en op een zetel stralend van smaragden zat de Zon.
En links en rechts stonden de Dag, de Maand, het Jaar, de Eeuwen,
de Uren, met gelijke ruimte opgesteld,
de nieuwe Lente stond er, met fraai omkranst met bloemenranken,
en naakt stond daar de Zomer, graanguirlandes in haar arm,
en daarnaast stonden Herfst, besmeurd door platgetrapte druiven,
en Winter, ijzig koud, de witte haren wild en ruig.
De Zon heeft ook een zoon: Phaëthon, ofwel 'de lichtende'. Phaëthon mag voor een keer de zonnewagen  van zijn vader rijden, maar het gaat mis. Phaëthon kan de paarden van de zonnewagen niet in bedwang houden en zet de aarde in vuur en vlam. De aarde roept de hulp in van oppergod Jupiter en Jupiter schiet Phaëthon uit de zonnenwagen waarna Phaëthon dood neervalt. De Zon treurt om het verlies van zijn zoon en wil niet meer schijnen:
De Zon, Phaëthons vader, is reeds al die tijd verstoken
van glans en lijkt in rouwkledij veel meer zoals hij is
bij zonsverduistering. Hij haat zichzelf, zijn gloed, zijn daglicht,
denkt slechts aan zijn verdriet, mengt zijn verdriet met razernij
en biedt de wereld zijn ontslag aan: ''t is genoeg,' zo zegt hij,
[ ... ]
                                 Alle goden vormen om de Zon
een kring en smeken hem om alsjeblieft niet alles duister
te maken. Jupiter biedt zelfs excuus aan voor het werpen
van bliksems, maar als opperheerser weet hij ook te dreigen.
Dan spant de Zon zijn dolle en nog steeds heel schichtige
paarden weer in en zweept er fel op los, bedroefd en razend,
want in zijn razernij verwijt hij hun Phaëtons dood.
(Ovidius, Metamorphosen, II, 381-400; vertaling: M. d'Hane-Scheltema)

0 reacties: