maandag 25 juli 2011

Muze op Maandag: Antiek toerisme

Onderdeel van een muurschildering (1893-1895) van Reclair
in de Statenzaal van het Provinciehuis in Leeuwarden
(foto Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie)
Het is weer vakantietijd. Rome stroomt vol met nog meer toeristen dan anders. Bijna tweeduizend jaar gelden verwelkomde Rome ook al toeristen. Toeristen uit alle delen van de wereld, waaronder ook uit Friesland. Muze op Maandag reist met de Friese toeristen mee.

De toeristen uit Friesland zijn twee Friese koningen: Verritus en Malorix. Zij brachten in 58 n. Chr. Rome een bezoek. Hoe dat zo kwam? Het zit zo. In 58 n. Chr. wilden de Friezen zich vestigen aan de vruchtbare Rijnoevers die vanaf 47 n. Chr. de grens (limes) vormden met het Romeinse Rijk. Omdat de plaatselijke Romeinse aanvoerder dit niet toestond, vertrokken twee Friese koningen (Verritus en Malorix) naar Rome om keizer Nero te vragen.
Ze [dat is: Friezen] hadden al huizen gebouwd en akkers ingezaaid en ze gedroegen zich alsof ze de grond al generaties in bezit hadden, toen [generaal] Dubius Avitus ze dreigde Romeinse troepen te zullen inzetten als de Friezen niet zouden terugkeren naar hun oorspronkelijke woongebied. Ze zouden zich ook tot de keizer [Nero] kunnen wenden om een nieuwe vestigingsplaats toegewezen te krijgen. Avitus wist Verritus en Malorix ertoe te bewegen voor het laatste te kiezen. En ze gingen op weg naar Rome.
In afwachting van het moment waarop ze daar door Nero, die door andere bezigheden in beslag werd genomen, zouden worden ontvangen, brachten ze een bezoek aan het theater van Pompeius, een van de plekken die men altijd aan barbaren liet zien om hun een indruk te geven van de majesteit van het volk. Terwijl zij daar wat doelloos rondhingen (in de voorstelling waren zij immers niet geïnteresseerd, want zij begrepen er niets van) en allerlei vragen stelden over wie daar zaten, wat het verschil was tussen de diverse rangen, wie tot de ridderstand en wie tot de senatorenstand behoorde, zagen ze een paar figuren in buitenlandse kledij onder de senatoren zitten. 
Ze vroegen wie dát dan wel waren. Toen men hun verteld had dat die eer te beurt viel aan afgevaardigden van volken die zich onderscheidden door hun militaire kwaliteiten en hun nauwe banden met Rome, riepen ze luidkeels dat er geen enkel volk op aarde was dat zo goed kon vechten en zo trouw en betrouwbaar was als de Germanen, en ze liepen naar beneden en gingen zitten tussen de senatoren. Het publiek reageerde welwillend: men beschouwde het als een authentieke impulsieve daad en een gezonde vorm van rivaliteit. Nero beloonde hen allebei met het Romeinse burgerrecht, maar hij gaf de Friezen wel het bevel het gebied [de Rijnoever] te ontruimen. Toen dezen dat bevel naast zich neerlegden, zorgde een plotselinge aanval van de ruiterij van de hulptroepen ervoor dat ze wel moesten. Zij die al te koppig verzet hadden geboden, werden gevangen genomen of gedood.
(Tacitus, Annalen, 13.54; vertaling: M.A. Wes)

Het verhaal is opgetekend door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (55 - 116/120). Zijn tijdgenoot, de Romeinse geschiedschrijver Suetonius (70 - 150), geeft in zijn werk een variant op de hier bovengenoemde anekdote. Suetonius heeft het in zijn versie niet over een gezantschap van Friezen maar van Germanen in het algemeen, en het gezantschap vindt eerder plaats, namelijk ten tijde van de regeerperiode van keizer Claudius (41 - 54 n. Chr.), zonder dat Suetonius daarbij een specifiek jaartal noemt:
Hij [keizer Claudius] gaf toestemming aan gezanten uit Germanië om plaats te nemen in het voor senatoren bestemde vak in het theater, diep onder de indruk als hij was van hun ongecompliceerde en tegelijk fiere houding. Men had hen namelijk naar hun plaatsen gebracht in het gedeelte dat voor het volk bestemd was, maar toen zij Parthen en Armeniërs zagen zitten tussen de senatoren, waren zij zonder enige aarzeling naar diezelfde plaatsen gegaan, waarbij zij duidelijk hoorbaar verklaarden dat hun moed en hun positie in het geheel niet onderdeden voor die van hen.
(Suetonius, De vita Caesarum, Divus Claudius 25.4; vertaling: D. den Hengst)

Meer weten?
- het theater van Pompeius

0 reacties: